Onder de wateroppervlakte lopen deze pilaren van zandsteen verder door. Wij doken in de smalste doorgang, een onderwaterschlucht die op het nauwste punt maar anderhalve meter breed is.
Lelijk als de nacht
Massieve rotswanden omgeven ons. Het harde substraat is de ideale ondergrond voor dodemansduim. Het gele koraal zien we in kleine bosjes tegen de rotswand geplakt. Daartussen leven zeesterren, zee-egels en allerlei soorten krabben. Sommigen zijn zo lelijk als de nacht en nauwelijks te onderscheiden van de grijze takjes die ook op de rots groeien. Kleine visjes matchen ideaal met de rotsachtergrond en je moet twee keer kijken om ze te kunnen ontdekken.
Melvin laat zich zakken naar de bodem van de schlucht en ontdekt daar een waar vreetfestijn. Tientallen zeesterren doen zich te goed aan een overleden inktvis. Dat ze zich voeden aan een inktvis ontdekken we pas thuis, als we inzoomen op de foto. Onderwater is alleen de kluwen van zeesterren waar te nemen die over elkaar heen struikelen voor een lekker hapje.
Op jacht naar vis
Als we bij de boot terugkeren blijven we nog even voor anker liggen om te kunnen genieten van het machtige uitzicht. De Jan van Genten van de vogelkolonie op het eiland Noss om de hoek vinden een ‘bait bal’ – een samenscholing van vis die samen een bewegende bal vormen – vlak voor onze boot. Van grote hoogtes storten ze zich naar beneden om zich tegoed te doen aan een lekker visje. Ook voor zeezoogdieren is dit een ideale gelegenheid om te vissen. Vanuit onze ooghoek denken we een dolfijn waar te nemen, maar we missen een rugvin.
Het blijkt een zeehond, die zich door het water beweegt alsof het een dolfijn is. Steeds komt hij even boven de wateroppervlakte uit om onmiddellijk weer onder te duiken. Daarbij maakt de grijze zeehond een rondje rond de school vis. Zijn jachtmethode werkt, een aantal keer zien we hem vis naar binnen werken. Net zo snel als de jan-van-genten verschenen, zijn ze ook weer verdwenen. Blijkbaar heeft het feestmaal haar weg vervolgd in kleinere groepen.
Wat is de Noordzee toch een prachtige ruige wildernis. Zouden we niet wat zuiniger met deze met onze zee om kunnen springen?