Bruinvissen

Bruinvissen in de Noordzee

Kleine walvis van de Noordzee en Oosterschelde

De bruinvis lijkt op een kleine dolfijn, maar is in de Noordzee de meest voorkomende walvisachtige. De bruinvis is met een lengte tot 1,7 meter het kleinste zeezoogdier in Nederlandse wateren.

Deze kleine walvisachtige kun je zien voor de Nederlandse kust, in de waddenzee en er leeft een populatie bruinvissen in de Oosterschelde. Deze populatie Drie bruinvissen, Oosterscheldebestaat uit zo’n 30 tot 40 dieren. Voor bruinvissen spotten is het handig als het weer een beetje meezit. Bruinvissen zijn veel makkelijker te herkennen op een spiegelgladde zee dan tussen de golven. Vaak laten ze maar één of twee keer hun rugvin zien, daarna is het afwachten of ze zich even verderop nog een keer vertonen. Bruinvissen zijn donkergrijs, met een lichte buik. Kalfjes en jonge dieren hebben vaak een bruinachtige kleur.

Meestal zie je één bruinvis of een koppeltje van twee, of ze komen in een kleine groep voor. Soms komen ze in groepen van vijftig tot honderd samen om zich te goed te doen aan verzamelde vis bij een hoog voedselaanbod. Bruinvissen jagen op kleinere vissoorten als haring, wijting, sprot en grondels. Ook inktvissen en schaaldieren kunnen tot het voedsel behoren. Bruinvissen zoeken hun prooi rond de zeebodem, maar ook aan het wateroppervlak. Ze duiken korter dan vijf minuten.

Schuw

Bruinvissen zullen niet zo snel speels gedrag vertonen zoals dolfijnen dat soms wel doen. Het meerijden op de boeggolf van een schip of springen. Bruinvissen zijn schuw en bewegen zich eerder weg van boten. Bruinvissen vallen daardoor minder goed op. Het zijn langzame zwemmers. De bruinvis heeft een voorkeur voor kustwater met een diepte tot 200 meter.

De periode van mei tot en met augustus is de geboorteperiode voor bruinvissen. Ook in de Oosterschelde is het mogelijk om een moeder met kalf te spotten. Een bruinvis is bij de geboorte 70 centimeter lang en weegt zo’n vijf kilo. Vrouwtjes kalven voor het eerst als ze vijf of zes jaar oud zijn. De kalfjes drinken acht maanden van de moedermelk, maar leren in die periode ook jagen. Vanaf een leeftijd van vier maanden krijgt het kleintje vis aangeboden door de moeder.